De energietransitie draait om duurzame energie en groene grondstoffen, maar óók om ‘de burger’, zegt onderzoeker Sanne Akerboom, pleitbezorger van de rechtvaardige transitie. “De lusten en lasten eerlijk verdelen tussen burgers en industrie, en daarnaast pioniers aanmoedigen en kwetsbare groepen in staat stellen ook mee te doen.”
De energieregio’s moeten de komende jaren 35 terawattuur aan wind- en zonne-energie op land realiseren, en de CO2-uitstoot moet in 2030 met 55 procent zijn gedaald om klimaatverandering tegen te gaan. En dat liefst tegen de laagst mogelijke kosten. Heldere en logische doelstellingen, volgens velen.
Politicoloog en jurist Sanne Akerboom pleit echter voor een bredere visie. “Enkel kijken naar de cijfers kan er toe leiden dat een grote groep in de maatschappij niet meedoet of kan meedoen. Met als gevolg grote weerstand tegen de transitie wat tot vertraging of zelfs stilstand kan zorgen.” Akerboom pleit voor een rechtvaardige transitie waarin lusten en lasten eerlijk verdeeld zijn. De onderzoeker aan het Utrechtse Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling is directeur en mede-initiatiefnemer van het Sustainable Industry Lab (SIL), een samenwerkingsverband tussen academici, overheden, industrie en maatschappelijke en milieuorganisaties.
Akerboom ziet drie groepen burgers. Ten eerste is er een kleine minderheid die niet gelooft in klimaatverandering of niet gelooft dat het een probleem vormt. “Zij zien geen reden om te veranderen en zijn ook erg lastig te bereiken vanwege hun grote wantrouwen in instanties.” Dan is er een grotere, diverse groep die protesteert tegen veranderingen in hun omgeving, vooral tegen windturbines op land. “Zij vrezen voor hun gezondheid of voor landschapsvervuiling en vragen zich af: Waarom komt die turbine hier? We zien ook een nieuwe vorm van weerstand via nieuwe lokale politieke partijen die tegen windmolens of zonneparken zijn.” Tenslotte is er een groep die klimaat wel belangrijk vindt, maar de kat uit de boom kijkt. “Verandering geeft altijd weerstand, en als het alternatief meer moeite kost of duurder is, dan wachten mensen af.”
Maar er zijn ook veel burgers juist heel actief, bijvoorbeeld in energiecorporaties.
Sanne Akerboom: “Absoluut, en die actieve burger moeten we juist ondersteunen. Het zijn pioniers die veel en belangrijk werk verzetten. Ze hebben ook een belangrijke voorbeeldfunctie. Wanneer er twee mensen in de straat zonnepanelen op het dak leggen, dan volgen er meer. Dat zorgt er bovendien weer voor dat prijzen dalen én het is een manier om ook wantrouwende burgers te bereiken.”
“Wetten en regels werken nog niet mee, terwijl je die actieve burgers juist een zetje in de rug zou willen geven. Hoe meer mensen meedoen, hoe meer werk er wordt verzet.”
Worden die koplopers genoeg ondersteund?
“Dat kan beter. Ondernemende burgers moeten vaak geduld hebben, omdat hun plannen niet in bestaande regelgeving passen. Ze krijgen zelfs vaak het verwijt dat de technologie nog niet volwassen is, maar die krijgt daar zo ook niet de kans toe. Je ziet dat lokale energiecoöperaties warmte of energie niet buiten een bepaald gebied mogen leveren. Dat belemmert hun groei waardoor ze ook niet kunnen professionaliseren. En onlangs floot een bestuursrechter een vergunning voor een burgercoöperatie terug omdat burgerparticipatie als criterium niet-coöperatieve partijen uitsluit. Wetten en regels werken dus nog niet mee, terwijl je die actieve burgers juist een zetje in de rug zou willen geven. Hoe meer mensen meedoen, hoe meer werk er wordt verzet. En het kan. Kijk naar Deltawind in Zeeland, een corporatie met 34 turbines, opgezet door gewone burgers.”
Wat zijn belangrijke succesfactoren voor burgerinitiatieven?
“Vasthoudendheid en kennis van zaken. Alleen al een vergunning aanvragen is helemaal niet zo eenvoudig. Een gemeente die meedenkt, is dus ook erg belangrijk.”
Hoe zorg je dat de ‘afwachtende’ burger mee gaat doen?
“Zorg dat het duurzame alternatief aantrekkelijker is. Dat kan zijn door gemak, comfort of kosten. Vleesvervangers zijn nu duurder dan de kiloknaller, met een beetje politieke wil moet dat toch op te lossen zijn. Door de hoge gasprijzen en als protest tegen Rusland zien we nu een run op warmtepompen en isolatie. Dat doet misschien meer dan we de afgelopen tien jaar hebben bereikt met stimuleringsregelingen. Normalisering is ook erg belangrijk. De buurvouw die zegt ‘de warmtepomp doet het prima’ of een collega die enthousiast vertelt ‘die windaandelen doen het goed’, dan gaat het balletje rollen.”
Kan de industrie hierin nog wat betekenen? Een windturbine op eigen terrein?
“In goed overleg met omwonenden kan dat een goede voorbeeldfunctie hebben, maar het zal uiteraard niet kunnen voorzien in de energiebehoefte. De taak bij uitstek voor de industrie is het maken van duurzame producten die consumenten willen gebruiken. Daarvoor is het weer belangrijk om te begrijpen wanneer consumenten welke producten kopen, en waarom. Daarnaast is het belangrijk dat de industrie heel duidelijk maakt dat ook zij verandert. Het zijn grote CO2-uitstoters, en mensen vinden het oneerlijk dat zijzelf zouden moeten veranderen, terwijl de industrie dat niet lijkt te doen. Dus duidelijke communicatie en leiderschap in die transitie is ook heel belangrijk.”
“Het is belangrijk dat de industrie heel duidelijk maakt dat ook zij verandert. Het zijn grote CO2-uitstoters, en mensen vinden het oneerlijk dat zijzelf zouden moeten veranderen, terwijl de industrie dat niet lijkt te doen.”
Gaat meer subsidie de burger ook helpen?
“Dit kabinet heeft 3,5 miljard uitgetrokken voor isolatie van woningen. Dat is een mooi groot bedrag, maar de industrie krijgt 22 miljard, want daar valt meer CO2-reductie te halen. Klinkt logisch, maar is het ook rechtvaardig? Van de 22 miljard gaat een belangrijk deel naar de twintig grootste uitstoters. Hoe zit dat dan met nummer eenentwintig, vraag ik me af. En waarom niet de twintig meest innoverende bedrijven? Of de twintig koplopers in CO2-reductie? Bij al dit soort besluiten zouden we ons ook afvragen: is dit rechtvaardig? Enkel kijken naar CO2-reductie en kostenefficiëntie kan ertoe leiden dat bepaalde groepen niet meedoen. Dat kan tot grote weerstand tegen de transitie leiden, tot vertraging of zelfs stilstand. Uit de coronacrisis hebben we die les ook getrokken. In de loop van de pandemie zijn sociaal-maatschappelijke overwegingen steeds meer gaan meetellen.”
Maar wat is rechtvaardig?
“Dat is een grote vraag, het gaat om veel facetten. Bij de energietransitie is volgens mij relatieve rechtvaardigheid het belangrijkst: de lusten en lasten eerlijk verdelen tussen burgers en industrie. Daarnaast is het rechtvaardig om pioniers aan te moedigen en kwetsbare groepen in staat stellen ook mee te doen. Als je vanuit dat perspectief naar regelgeving kijkt, levert dat andere besluiten op.”
De rechtvaardige transitie en governance zijn jouw onderzoeksthema’s binnen het nieuwe Sustainable Industry Lab (SIL). Wat gaan we daarvan merken?
Onze ambitie is actuele kennis te verzamelen over hoe we de energietransitie kunnen versnellen en die kennis zoveel mogelijk te delen. Dat doen we via wetenschappelijke publicaties en via intensief contact met bedrijven. Maar we gaan ook het land in met een rondreizend paviljoen om een breed publiek te bereiken. Eind 2022, begin 2023, reizen we langs industriële locaties en politiek Den Haag met een interactieve tentoonstelling en een gespreksarena. We nodigen allerlei maatschappelijke groepen uit: werkgevers, werknemers, burgers, milieuorganisaties, de politiek, vakbonden. Met al deze partijen willen we in gesprek over hoe we de transitie kunnen versnellen, wat daarvoor nodig is en hoe we dit rechtvaardig kunnen organiseren.”
Het SIL gaat ook in gesprek met die afwachtende, protesterende of kwetsbare burger?
“Een zo breed mogelijk publiek, ja. Het is niet makkelijk om hen te bereiken. Hoe interesseer je een afwachtende burger? Dat is bij SIL nadrukkelijk ook onderdeel van het onderzoeksprogramma.”
“Enkel kijken naar de cijfers kan ertoe leiden dat een grote groep in de maatschappij niet meedoet of kan meedoen. Met als gevolg grote weerstand tegen de transitie wat tot vertraging of zelfs stilstand kan zorgen.”
De transitie is een enorme klus. Gaat het lukken?
“Er moet ontzettend veel gebeuren, dat is soms overweldigend. We spreken over de energietransitie, maar eigenlijk is het een energietransformatie. Het gaat niet alleen om fossiele energie en grondstoffen vervangen door duurzame alternatieven, maar ook om aanpassing van wetgeving en de economische systemen. Daar bestaat eigenlijk geen blauwdruk voor. Onvermijdelijk maken we fouten en nemen we soms afslagen die dood blijken te lopen. Belangrijk is vooral dat er van die fouten wordt geleerd, en erkenning van fouten is belangrijk om maatschappelijk vertrouwen te behouden. Maar veel dingen gaan nu juist de goede kant op. Ik ben ervan overtuigd dat we richting de top gaan waarna alles sneller gaat rollen. Er is meer beleid, en wetenschap en industrie vinden elkaar. Je hoort vaak dat er te veel wordt gepraat, maar praten is ook nodig: wat doen we wel, wat niet? Later pluk je de vruchten van die zorgvuldigheid. Dat we een grote groep windextremisten zouden overhouden aan de transitie is bijvoorbeeld niet wenselijk.”
Wat is er al geleerd over burgerparticipatie?
“Processen zijn anders aangepakt om burgers te betrekken. Een voorbeeld is de Regionale Energie Strategie, de RES, waarbij de regie over waar nieuwe windturbines en zonnepanelen moeten komen op lokaal niveau ligt, in plaats van op nationaal niveau, dus dichter bij die burger. En financiële deelname van burgers in windmolenparken is inmiddels een belangrijk uitgangspunt. Maar ons lerend vermogen lijkt nog niet doorgedrongen tot die diepere laag van wetgeving en economisch beleid. Ook de nieuwe warmtewet is helaas weer heel klassiek van opzet.”
Bekijk dit artikel op de website van Chemie Magazine (VNCI). Dit is het tweede deel van de serie over de energie- en materialentransitie, die beide nodig zijn voor een klimaatneutrale en circulaire samenleving.